De nieuwe missie om exoplaneten te zoeken, COROT, is nu één week verplaatst naar 27 december. De eerdere geplande datum was 21 december. De COROT wordt gelanceerd vanaf lanceerbasis Baikonoer cosmodrome in Kazachstan. Na de lancering zal de COROT in een polaire baan om de aarde draaien. Het eerste doel van CORAT wordt Orion en daarna richt de satelliet zich op het centrum van ons melkwegstelsel.
Geen van de exoplaneten is ooit rechtstreeks waargenomen. Ze zijn ontdekt door een kleine schommeling in hun moederster, veroorzaakt door de aantrekkingskracht van de exoplaneet. Als de ster van ons af beweegt, wordt het licht dat hij uitstraalt roder. Beweegt hij naar ons toe, dan wordt het blauwer. Met behulp van deze methode kunnen astronomen vrij nauwkeurig vaststellen hoe zwaar de planeet is en hoe lang hij doet over een rondje om zijn ster.
COROT gebruikt een andere detectietechniek. Als een planeet voor een ster langs beweegt, ontstaat een silhouet. Iedereen heeft dat kunnen zien op 8 juni 2004, toen Venus als een zwarte stip langs over het oppervlak van de zon trok. COROT is ontworpen om het silhouet van exoplaneten op te sporen. Hij zoekt naar kleine dips in het sterrenlicht, veroorzaakt door een passerende planeet.
COROT is de eerste missie die kleinere, rotsachtige werelden kan spotten in een baan dichtbij de moederster. Daarmee baant hij de weg voor NASA’s Kepler-missie, die in oktober 2008 wordt gelanceerd. Kepler gebruikt dezelfde methode, maar kan ook kleine rotsachtige planeten zien in een baan vergelijkbaar met die van onze aarde.
In de toekomst wordt het onderzoek naar exoplaneten steeds verder uitgebreid en aangescherpt. Nieuwe technieken moeten het mogelijk maken om door exoplaneten gereflecteerd sterrenlicht op te vangen. Aan de hand daarvan kan de samenstelling van de planeet worden vastgesteld. Bij een tweeling-aarde zou met deze methode zelfs zichtbaar kunnen worden dat er sprake is van leven. ESA ontwikkelt de techniek voor deze missie onder de naam Darwin. De lancering is op z’n vroegst in 2020.
Bron: ESA