Binnen enkele weken zal ESA de wetenschappelijke gemeenschap uitnodigen de eerste missies voor te stellen voor Cosmic Vision 2015-2025. De eerste middelgrote missie zou ten laatste in 2016-2017 van start gaan. De eerste grote missie moet in de herfst van 2018 gelanceerd worden.
Europa wil in de ruimte aan wetenschap doen en die drang is nog nooit zo groot geweest. Een oproep voor wetenschappelijke thema’s leidde al tot een bijzonder rijke verscheidenheid aan voorgestelde bestemmingen: van de ijsmanen in de buitenste regionen van het zonnestelsel tot de traditionele planeten, de planetoïden en de komen en natuurlijk ook de zon, het wild kloppende hart van het zonnestelsel.
Op dezelfde manier zijn er bijna oneindig veel manieren om verder in het heelal te kijken. Speuren naar andere planeten zoals de aarde, het ontstaan van sterren in kaart brengen en een blik werpen in het hart van verre sterrenstelsels.. het staat allemaal vooraan op de astronomische agenda.
Er is heel veel goede wetenschap te doen. “Het moeilijkste is dat we zullen moeten kiezen tussen de verschillende missies”, zegt professor David Southwood, directeur van de wetenschappelijke programma’s van ESA. Om succesvol te kunnen blijven moet ESA immers binnen een strak budget werken. Dat is een enorme uitdaging, want wetenschappelijke missies proberen per definitie altijd dingen te doen die nog nooit eerder werden gedaan.
Onlangs werd de ESA-wetenschap op de proef gesteld door de technologische uitdagingen die bij twee projecten tevoorschijn kwamen. Zowel de programma’s Solar Orbiter als de Laser Interferometer Space Antenna (LISA) blijken veel veeleisender te zijn dan oorspronkelijk gedacht. En zo gingen ook de verwachte kosten van deze programma’s omhoog.
Een missie schrappen zou een wel heel drastische oplossing zijn, maar de wetenschap nauwelijks vooruit helpen. Gelukkig is er nog een andere mogelijkheid. “Door de missies te verschuiven en op zoek te gaan naar partnerschappen kunnen we alles uitvoeren wat we oorspronkelijk wilden”, zegt Southwood.
Voor Solar Orbiter is er een natuurlijke link met het programma Solar Sentinels van de Amerikaanse NASA. Door de krachten te bundelen kunnen deze projecten tot een sterk gecoördineerde missie versmelten in de oude traditie van eerdere samenwerkingsprogramma’s zoals Ulysses en SOHO.
De onderhandelingen met de NASA verlopen overigens goed. De kosten voor Solar Orbiter zullen maximaal 300 miljoen euro bedragen en de lancering is gepland voor het midden van 2015.
Voor LISA betekent de extra tijd die nodig is voor de technologische ontwikkeling en de implementatie voor de huidige missie Pathfinder, die er een voorloper van is, dat het project uit Cosmic Vision 2005-2015 verdwijnt en een mededinger wordt voor de eerste grote missie van Cosmic Vision 2015-2025. Tegelijk betekent deze verschuiving dat er misschien meer geld voor het programma vrijkomt.
Al deze ruimtetuigen operationeel houden kost heel veel geld en dat is op lange termijn niet vol te houden. “We moeten rekening houden met de financiële realiteit en deze piek van activiteiten langzaamaan wat afbouwen”, zegt Southwood. “Anders zou dit niet alleen de start van Cosmic Vision 2015-2025 kunnen vertragen, maar het zou er ook toe kunnen leiden dat we ruimtetuigen niet snel genoeg kunnen bouwen om ze te vervangen.”
Door de operaties op natuurlijke wijze af te bouwen wordt 60 miljoen euro bespaard. Om het programma op schema te houden zal er binnen het directoraat wetenschappen intern nog eens 20 miljoen euro worden bespaard, alhoewel dit niet van de wetenschappelijke projecten zelf zal komen.
“De laatste tien jaar hebben we geleerd de dingen sneller en beter te doen. Door alles wat we hebben geleerd toe te passen zullen we de financiële realiteit het hoofd kunnen bieden en tegelijk aan de topwetenschap kunnen doen waarvoor ESA bekend is”, aldus Southwood.
ESA’s Solar Orbiter
Bron: ESA