Gevarenzone bepaald voor planetaire stelsels

Met behulp van recente observaties hebben sterrenkundigen bepaald wat de afstand tussen een hete, zware ster en een zonachtige ster moet zijn om planeten de laatste ster planeten te laten vormen: ruim 1,6 lichtjaar. Binnen die afstand wordt het stof dat de planeten later wordt vrij gemakkelijk weggeblazen, omdat de sterrenwind en de straling van de grotere ster een grote invloed daarop heeft. De straling van dit soort sterren verdampt het stof en de sterrenwind blaast het stof vervolgens weg.

Sterrenkundigen konden tot deze conclusie komen nadat de Spitzer Space Telescope een duizendtal jonge sterren in de Rosettenevel had onderzocht. Deze sterren bevinden zich vrij dicht in de buurt van deze zogenoemde ‘O-sterren’. Ook konden de sterrenkundigen concluderen dat het aantal zonachtige sterren met een planetaire schijf sterk afneem, naarmate de afstand tot een O-ster groter wordt.

Sterrenkundigen gaan er ook van uit dat onze ster, de zon, in een omgeving met O-sterren is ontstaan vroeger. Als deze veronderstelling juist is, heeft de zon het geluk gehad dat de afstand tussen hem en de O-sterren groot genoeg was, want anders was het zonnestelsel niet ontstaan en de Aarde en de mensheid dus ook niet.


Artistieke impressie van een O-ster (achtergrond) en een planetaire schijf

Bron: Spaceflight Now