Japanse sterrenkundigen hebben onderzoek gedaan naar de zogenaamde ’tunneltjes’ die meteoroïden in de dampkring van de aarde boren als ze daarmee in aanraking komen. Daaruit blijkt dat deze tunneltjes slecht een paar millimeters breed zijn. In augustus 2004 onderzochten de sterrenkundigen gedurende drie dagen verschillende meteoren die verbranden in de Aardse dampkring en te zien waren op beelden van de Subaru Telescope, die toen het het Andromedastelsel (M31) onder de loep nam. Wat zeker opviel was dat er slechts één meteoroïde behoorde tot de Perseïdenzwerm, die rond die dagen zijn hoogtepunt bereikte.
Ruim negentien uur hielden de sterrenkundigen de monitors in de gaten. In die tijd werden er ‘slechts’ 13 meteoren waargenomen. Het betroffen relatief kleine meteoren, de gemiddelde lengte van de stof- en gruisdeeltjes bedroeg namelijk slechts een halve centimeter.
De onderzoekers waren in staat om de breedte van de tunneltjes die de meteoren vormden te bepalen aan de hand van het licht dat zuurstof op de golflengte van 558 nanometer uitzendt, wat alleen ontstaat als een deeltje in aanraking komt met zuurstofatomen in de atmosfeer. Aan de hand van de hoeveelheid licht dat vrijkomt konden de Japanners bepalen hoe breed de veroorzaakte tunneltjes moesten zijn en tevens hoeveel botsingen er plaatsvonden. De breedte van de tunneltjes bedraagt dus slechts enkele millimeters.
Ook kregen de onderzoekers het antwoord op de vraag waarom het lichtspoor van een meteoor aan de hemel vele malen breder is dan de tunneltjes die ontstaan als de deeltjes de atmosfeer betreden. De zuurstofatomen worden binnen een seconde tientallen tot honderden meters weggeslingerd door de stof- of gruisdeeltjes. Omdat dit gepaart gaat met een enorme snelheid zien wij deze atomen als ‘strepen’ aan de sterrenhemel, voordat ze tot stilstand komen en uitdoven.
Een ‘vallende ster’ die behoort tot de jaarlijkse Perseïdenzwerm.