Sinds de ontdekking van de eerste exoplaneten in 1995 is de zoektocht naar planeten die op de aarde lijken in een stroomversnelling geraakt, al tonen de meeste planeten die buiten ons zonnestelsel ontdekt zijn maar weinig overeenkomsten met onze planeet. Eén van de meest opzienbare ontdekkingen is de aanwezigheid van zogenaamde Hete Jupiters, gasplaneten die op een afstand van minder dan 1/10 van de afstand tussen de aarde en de zon (150 miljoen kilometer) staan van hun moederster. Hoewel deze planeten samen met andere gasplaneten het grootste deel vormen van de 212 exoplaneten die tot nu toe ontdekt zijn, hebben astronomen nog maar weinig Aardachtige planeten gevonden. Maar volgens onderzoekers van de Universiteit van Londen gaat daar verandering in komen.
Uit onderzoek naar Hete Jupiters blijkt dat protoplaneten – objecten die gevormd worden door de botsing van rotsen in het beginstadium van een planetair stelsel zoals ons zonnestelsel – kunnen migreren over grote radiale afstanden via wisselwerkingen met protoplanetaire schijven, die voornamelijk bestaan uit gas en stof. Vanaf het moment dat deze schijf van gas en stof zich begint te verspreiden ontstaan er grote (gas)planeten die door het binnenste gedeelte van het planetaire stelsel bewegen in de periode die volgt. Deze migratie vindt in een tijdsbestek van minder dan honderd miljoen jaar plaats.
Tot voor kort veronderstelden de meeste wetenschappers dat Aardachtige planeten niet ontstaan kunnen zijn in de buurt van Hete Jupiters, omdat de baan van dit soort planeten ernstig verstoord zou worden als grote planeten zouden migreren. Zo’n migratie zou er ook voor gezorgd hebben dat al het materiaal waaruit een Aardachtige planeet had kunnen ontstaan weggevaagd werd. Voor de meeste wetenschappers waren deze twee theorieën duidelijk genoeg om te concluderen dat het aantal bewoonbare planeten in het universum gering zou zijn.
Onderzoekers van de Universiteit van Londen, Groot-Brittanië, hebben nu opnieuw onderzoek gedaan naar het verband tussen de migratie van grote planeten in planetaire stelsels en het aantal Aardachtige of bewoonbare planeten in het heelal. Ze gebruikten een model dat werd afgestemd op de eigenschappen van een vaste schijf van gas en stof in het binnenste deel van een planetair stelsel op een afstand van zestig tot zeshonderd miljoen kilometer van de moederster. Daarnaast werd er op een afstand van ongeveer vijf AU een planeet geplaatst met een massa van 0,953×1027 kilogram, ongeveer de helft van de massa van planeet Jupiter.
Het bovenstaande model toont een migratiescenario in een planetaire schijf, die een leeftijd heeft van één miljoen jaar. De drie grafieken tonen het stelsel respectievelijk 20.000, 80.000 en 154.700 jaar nadat de migratie van de grote planeet begon. De zwarte stippen zijn grote planetesimalen (rotsen waaruit protoplaneten gevormd worden), de grijze en witte cirkels moeten protoplaneten voorstellen en de grote zwarte cirkel in de bovenste twee grafieken is de migrerende reuzenplaneet. Op de onderste grafiek is te zien dat de grote planeet na 154.000 jaar een afstand van 0,1 AU tot de moederster heeft bereikt.
De resultaten laten zien dat de passage van de grote planeet er niet voor zorgt dat het materiaal in het binnenste deel van het planetaire stelsel weggeveegd wordt, maar dat het materiaal juist verspreid wordt over het stelsel. In dit geval verdwijnt er slechts veertien procent van het materiaal van de schijf en blijft er 86 procent over. Het vaste materiaal wordt vermengd met materiaal dat rijk is aan koolwaterstoffen en in de tien tot honderd miljoen jaar die volgen kunnen er waterrijke Aardachtige planeten ontstaan in de buurt van de Hete Jupiter. Het team van onderzoekers verwacht dat dit soort planeten in de toekomst ontdekt kunnen worden door ruimtesondes als Kepler, Darwin, SIM PlanetQuest en de Terrestial Planet Finder.