Maarliefst zestien wetenschappers zijn op dit moment bezig met het analyseren van gegevens die zijn verzameld door NASA’s ruimtesonde Cassini. De sonde, die sinds 2004 onderzoek doet naar planeet Saturnus en zijn manen, heeft bewijs gevonden voor het bestaan van zware, negatieve ionen in de hoogstgelegen regionen van de atmosfeer van Titan. Deze ionen kunnen de organische bouwstenen zijn voor gecompliceerde moleculen en hun aanwezigheid in Titans atmosfeer komt door de chemische compositie van zijn dampkring als een complete verassing voor wetenschappers.
Professor Andrew Coates, onderzoeker van het M”llard Space Science Laboratory van de Universiteit van Californië zei: “Cassini’s spectrometer – die elektronen kan detecteren – heeft negatieve ionen gevonden die een massa hebben die maarliefst tienduizend keer zo groot is als de massa van waterstof. Koolstof kan verder bouwen op deze ionen, waardoor er moleculen geboren kunnen worden die ook wel polycyclische aromatische koolwaterstoffen worden genoemd, die de basis kunnen vormen van de meest simpele levensvormen – ook hier op aarde.”
“Hun bestaan oppert vragen over de processen die betrokken zijn bij de chemie van een atmosfeer en de vorming van zeer kleine, vloeibare deeltjes, die te vergelijken zijn met de regendruppeltjes in mist. We denken nu dat deze negatieve ionen hoog in de atmosfeer gevormd worden, voordat ze afdalen naar het oppervlak. Daar vormen zij vermoedelijk mist die de gehele planeet omhult en de ruimtesonde Cassini kan belastigen tijdens zijn onderzoek naar de maan. Het was deze mist die het onderzoek van de Voyager 1 en 2 naar Titan in de jaren tachtig deed stopzetten.”
Het onderzoek bouwt voort op de ontdekking van moleculen die achtduizend keer zo zwaar zijn als waterstofmoleculen, zogenaamde tholins. Professor Hunter Waite van het South West Research Institute in de Amerikaanse staat Texas verklaarde eerder dat tholins “erg grote, complexe, organische moleculen zijn, die de bouwstenen voor leven bevatten. Door te begrijpen hoe deze moleculen zouden zijn ontstaan kunnen wij als wetenschappers ook meer te weten komen over mogelijke levensvormen op andere hemellichamen.”