Volgens onderzoekers is het mogelijk dat onze planeet verstrikt zit in een eigenaardige bubbel van ruimtetijd die een betrekkelijk kleine hoeveelheid materie bevat. Dit zou de oorzaak van het versnellen van de ogenschijnlijke uitdijing van het universum kunnen zijn, waarvan de afgelopen jaren een verklaring werd gevonden bij donkere energie. Het is een hypothetische kracht die er voor zou zorgen dat alle materie in het heelal naar buiten zou bewegen. Echter zou deze theorie van tafel geveegd kunnen worden als we inderdaad uitgaan van het scenario van de bubbel.
Het universum zou voor ruim drie kwart bestaan uit deze exotische donkere energie, voor 21 procent uit donkere materie en voor vijf procent uit normale materie. Eerder waren er geen argumenten die één van de twee theorieën meer ondersteunden dan de andere, maar volgens het team van wetenschappers zou er geen donkere energie nodig zijn om bepaalde astronomische observaties te verklaren als we inderdaad in een bubbel leven. Een dergelijk gebied, waar relatief weinig materie te vinden is, zou er bovendien voor zorgen dat alle objecten aan de hemel veel verder van ons af lijken te staan dan werkelijk het geval is.
“Wanneer dit inderdaad het geval is, versnelt de ruimtetijd zelf in werkelijkheid niet,” zegt onderzoeker Timothy Clifton van de Universiteit van Oxford. “Alleen de observaties die we hebben gedaan en doen zouden ons doen vermoeden dat dat wel het geval zou zijn.” Er werd voor het eerst aan een versnelling gedacht toen men ontdekte dat verafgelegen supernovae zich sneller van ons verwijderden dan eigenlijk moest zijn. Een supernova van het type Ia is een betrouwbare afstandsbepaler, want de explosies hebben altijd dezelfde wezenlijke helderheid. Hoe verder de supernova van ons is verwijderd, hoe zwakker het licht is dat het verspreid, wat betekent dat alleen heldere explosies vrij dichtbij ons plaatsvinden.
Maar als we ons in een deel van het universum bevinden waar minder materie te vinden is dan normaal zou de ruimtetijd om ons heen ook anders zijn dan in de rest van het heelal. Het licht van supernovae zou in dat geval zwakker lijken, omdat het op weg naar de aarde in de bubbel minder tegenkomt dan we veronderstellen. Er is alleen één probleem: de theorie is in strijd met het principe dat de astronomie in de afgelopen 450 jaar heeft overheersd: onze plek in het universum is niet speciaal. Sinds Nicholas Copernicus met het idee kwam dat de aarde één van de vele planeten in het heelal is die om een ster draaien, denkt men dat onze wereld niet specialer is dan andere objecten. Toch zou het dat wel zijn als we ons inderdaad in een bubbel bevinden.