Een gisteren gelanceerde Pegasus-raket heeft wel degelijk met succes een Amerikaanse sonde in de ruimte gebracht die het grensgebied van ons zonnestelsel in kaart moet brengen, zo heeft de NASA meegedeeld. Gisterenavond bestond er nog enige twijfel over het welslagen van de vrij ingewikkelde lancering. Ter hoogte van de Marshalleilanden in de Stille Oceaan steeg om 18.50 uur Nederlandse tijd een Stargazer L-1011 vliegtuig op. Dat liet om 19.47 uur onze tijd een Pegasus-XL draagraket los met aan boord de 169 miljoen dollar kostende IBEX-sonde.
Om 19.53 uur kwam de sonde vrij uit de derde trap van de raket van Orbital Sciences in een baan op 209 kilometer hoogte. Gisterenavond was alleen zeker dat er een baaninjectie had plaatsgevonden, maar er heerste enige onzekerheid. “Het ruimtevaartuig is ongeveer waar het moest zijn”, klonk het toen voorzichtig. De Ibex moet vanuit een zeer wijde elliptische baan rond de aarde, met een apogeum van 321.868 kilometer hoogte, ons meer leren over het grensgebied van ons zonnestelsel, daar waar de zonnewind in botsing komt met wat er uit de koude interstellaire ruimte op ons afkomt.
Dat grensgebied beschermt ons tegen de meest schadelijke galactische straling, maar daarover is tot nog toe weinig meer geweten dan wat de in 1977 gelanceerde en nog altijd actieve sondes Voyager-1 en Voyager-2 hebben opgeleverd. Dat waren eigenlijk planetaire verkenners die eigenlijk ‘gewoon’ verder vlogen naar de grenzen van ons zonnstelsel zodat de IBEX eigenlijk de eerste sonde is die specifiek daarvoor is ontwikkeld. De missie van de 462 kilo wegende IBEX duurt twee jaar. Het was meteen ook de veertigste lancering van een Pegasus-raket, een systeem waar ook de Russische ruimtevaart naar lonkt.