De ruimtetelescoop Kepler heeft het eerste planetenstelsel gedetecteerd waarvan men meer dan één planeet voor dezelfde ster heeft zien trekken. De aanwijzingen voor de overgang van de twee verschillende planeten zijn afkomstig uit de gegevens die het vaartuig over de zonachtige ster Kepler-9 heeft verzameld. De twee objecten zijn, niet geheel onverwacht, Kepler-9b en 9c genoemd. De vondst is het resultaat van een reeks van observaties aan meer dan 156.000 sterren.
De ultraprecieze camera van Kepler is in staat om kleine dalingen in de helderheid van de moederster in kaart te brengen op het moment dat een planeet zich precies tussen zijn metgezel en de aarde bevindt. Aan de hand van deze metingen kan de grootte van het object en de afstand tussen de planeet en de ster bepaald worden. Het laatste kan bereikt worden door de tijd tussen de veranderingen in de helderheid te bepalen.
Een eerste schatting van de massa van beide planeten werd na analyse van de gegevens verfijnd door observaties van het alom bekende Keck-observatorium. De waarnemingen lieten zien dat Kepler-9b de grootste planeet van het tweetal is, en dat beide objecten een massa hebben die gelijk is aan of kleiner is dan die van ringenplaneet Saturnus. De afstand tussen 9b en de moederster is het kleinst, met een omloopperiode van ongeveer negentien dagen, terwijl Kepler-9c de ster in een tijdsbestek van circa 38 dagen omcirkelt.
Het team van onderzoekers dat zich bezighoudt met de missie van Kepler stuitte in het systeem bovendien op iets dat mogelijk een derde, veel kleinere planeet is. Het object zou een zogeheten ‘superaarde’ zijn met een straal die anderhalve keer zo groot is als die van de aarde en een baan die de kandidaat-planeet in slechts 1,6 dag af zou leggen. Verdere observaties zijn noodzakelijk om het bestaan van de wereld al dan niet te bevestigen.